zaterdag 20 januari 2018

Arie schrijft: depressie

Vorige maand vertelde ik in een blogbericht over de opname van mijn man Arie en de zorgen daar omheen. Inmiddels zijn we een paar weken verder en is hij gelukkig weer helemaal thuis.
Op zijn blog 'Arie schrijft' deelde hij vandaag een bericht waarin hij vertelt hoe hij de afgelopen periode heeft ervaren.

Depressie

Achteraf gezien deden de eerste symptomen zich al enkele jaren geleden voor: een beetje somber, niet zo erg in mijn hum. Ik dacht: het gaat vanzelf wel over. En het ging in het begin ook over, met een nacht goed slapen en leuke dingen doen. Ik vond het iets, wat iedereen een keer overkomt; niets aan de hand dus.
Maar de somberheid kwam weer terug. Opnieuw een positieve impuls zien te vinden. En opnieuw lukte het.
Sluipend, ongemerkt volgden de neerslachtige periodes elkaar steeds vaker op, werden erger en duurden langer. Het kostte me steeds meer moeite, om er overheen te komen. Het concentratievermogen en het geheugen namen in sneltreinvaart af. Op het laatst dacht ik, dat ik dement begon te worden. Dit leidde tot een nog verdere toename van de depressiviteit.  Voor de buitenwereld kon ik het lange tijd nog redelijk verbergen, maar Martine had natuurlijk al lang in de gaten dat het niet goed met me ging. Eerder nog dan dat ik het zelf goed en wel besefte.
O ja, er waren genoeg leuke momenten tussendoor. Het uitbrengen van een nieuwe roman in maart vorig jaar, was een waar feest voor me. Daar heb ik erg van genoten!
Maar halverwege de zomer ging het definitief mis. Het optimisme was helemaal weg. Van elke mug maakte ik een olifant, ik was constant neerslachtig en er cirkelden voortdurend negatieve gedachten in mijn hoofd. Er drong niets meer tot me door en ik trok me steeds verder terug in mijn eigen wereldje.
Een doktersbezoek dan maar. Gelukkig kende mijn huisarts me inmiddels wel. Natuurlijk schreef hij me antidepressiva voor, maar dat vond hij niet genoeg. ‘Er is veel meer met je aan de hand, dan alleen maar wat somberheid. Je moet maar eens met een psychiater gaan praten.’
‘Nou ja, als jij dat nodig vindt…,’ was mijn respons. Ik had helemaal geen zin om mijn hele hebben en houden met een onbekende zielenknijper te delen.
‘Ja. Dat vind ik nodig,’ was het resolute antwoord.

Er was uiteraard een wachttijd, maar toch stond er vrij snel een psychiatrisch verpleegkundige op de stoep. Aan haar heb ik verteld wat me zoal dwars zat. Daarbij vertelde Martine dat ook zij de dagelijkse gang van zaken niet meer volhield, met mij in mijn toestand. Er was bij haar sprake van een burn-out, bleek niet snel daarna. De verpleegkundige stelde voor om me op de psychiatrische afdeling van het GGZ op te laten nemen.
Dat was wel even slikken. Was het zo erg met me gesteld? Ik was toch niet suïcidaal? Nee, dat was ik niet, maar het was ook niet de bedoeling dat ik het worden zou. Daarbij: inderdaad was het zo dat ik helemaal geen zin meer in het leven had. Ik zou het prima vinden als ik de volgende dag mijn laatste adem zou uitblazen. Dus: het was wel degelijk erg met me gesteld.
Begin november volgde een opname in het Centrum voor Ouderenpsychologie in Ermelo. Er volgden weken waarin naar mijn idee niet veel gebeurde. Ik had rust, volgde zo mijn therapieën en liet de dagen aan me voorbijgaan. Maar langzaam maar zeker knapte ik wel wat op. De rust en de regelmaat deden me goed en natuurlijk deden de medicijnen inmiddels ook hun werk. Het was een leuke groep mensen op mijn afdeling en onderling konden we elkaar soms steun bieden. Mooie mensen die hun kwetsbaarheden hadden, of ooit een dreun in het leven hadden opgelopen. Allemaal hard werkend aan hun herstel.
Terwijl ik ginds langzaamaan opknapte, ging het met Martine ook weer wat beter. Bij mijn vertrek was ze helemaal uitgeput, maar ook zij kreeg rust en daardoor begon ze weer iets energie terug te krijgen.
Na verloop van tijd mocht ik een halve dag naar huis. Dat was gezellig. Daarna volgde een dag en een nacht, daarna weer wat langer. Ik begon weer zin in het leven te krijgen en kreeg tot mijn eigen verbazing mijn humor weer terug. Mooie ontwikkelingen.
Half januari nam ik afscheid op de afdeling. Nee, ik ben er nog niet! Ik moet er hard aan werken om een nieuw evenwicht te vinden. Waarin ik mij niet te veel op de hals haal, maar waarin ik ook niet weg ga zitten suffen achter de geraniums. Een echte diagnose is er nog niet gesteld, omdat er verschillende dingen tegelijkertijd spelen. Maar ADD is een stickertje, wat je me op zou kunnen plakken.
Ook Martine moet – mede door haar hartafwijking – zichzelf goed ontzien. Ze is nog steeds snel moe en moet niet te veel hooi op haar vork nemen.
Ik heb in deze periode trouwens iets heel moois ontdekt: ik heb ondervonden, dat ik familie en vrienden heb die veel van me houden. Stuk voor stuk uitten ze ieder op hun eigen manier hun medeleven, of ze dachten aan ons in hun gebed. Het heeft me heel veel steun gegeven. Maar bovenal hebben Martine en ik ontdekt, dat we na negen jaar huwelijk nog steeds stapelgek zijn op elkaar en dat we met elkaar verder willen. Ik ben een steenrijk mens!


Met dit blogbericht doe ik mee aan de #bloghop van december/januari van de christelijke webloggers met als thema 'tussen oud en nieuw'.

3 opmerkingen :

  1. Wow Arie wat ontroerend die één na laatste zin. En geweldig dapper dat je er zo open over schrijft. Ik wens je heel veel zegen en plezier.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Geweldig Arie,heel fijn voor jullie!!

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Moedig om er over te schrijven. Wat fijn dat het weer beter gaat.

    BeantwoordenVerwijderen